Gestrand bij Brommer op zee

 ‘Jonathan Swift, Lev Tolstoi, Harper Lee, Albert Camus, Harry Mulisch en Arnon – Arnon Grunberg en zo kan ik nog wel even doorgaan.’ Die over het paard getilde trut van een Rijnders schudde al die grote namen natuurlijk zo uit haar mouw. En dat met een toontje alsof ze hen persoonlijk kende, vrienden waren. 

Nu keek de presentatrice hem aan. ‘En jij Willem, welke schrijvers zijn jouw grote voorbeelden?’

De vraag was voorspelbaar, maar hij voelde zich toch overvallen. ‘Euh, we staan natuurlijk allemaal op de schouders van zulke grootheden … In mijn bibliotheek vind je vooral late romantici, postmodernen, Byron natuurlijk, Houellebecq, Hunter S. Thompson …’ Hij slikte Shakespeare nog net op tijd in. De willekeur en haast waarmee de clichés uit zijn mond rolden dreigden hem te verraden. Stoïcijns richtte hij zijn blik weer op de presentatrice, zo van “volgende vraag”.

Twee maanden eerder was Willems eerste roman “Nooit meer waken” uitgekomen. Prompt werd hij uitgenodigd voor Brommer op zee, het boekenprogramma van de VPRO. Niet de top, maar beter dan programma’s als De Slimste Mens waarin broodschrijvers als Brusselmans en Cornelisse figureerden. De afgelopen weken had hij regelmatig gedagdroomd hoe Ruth Joos, de Vlaamse presentatrice, hem met haar geile, hese stem zou aankondigen: ‘Hier is hij: de nieuwe Biesheuvel.’ Of: ‘Hier is hij: de nieuwe Van Dis!’ Nog geen Reve natuurlijk, zo veel zelfkennis had hij wel. Nu hij hier onder die hete lampen en op die ongemakkelijk designstoel zat, ging Willem toch weer twijfelen. Letterlijk tien minuten voor de uitzending was hem doodleuk verteld dat niet Buwalda, maar Marieke Lucas Rijnders de andere gast zou zijn. Had hij Buwalda voor Jan Lul gelezen. Toen, op dat moment, had hij moeten bedanken voor deze live-uitzending. Het zat die hele middag al tegen. Hij was een half uur te laat en bezweet gearriveerd – binnenstad potdicht en nergens een parkeerplaats; hadden ze verdorie geen chauffeur kunnen sturen? Voor de visagist was geen tijd meer geweest. Een snelle blik in de spiegel had hem op de valreep de juiste boost gegeven: de veertiger die terugkeek had een jongensachtige blik, strakke, licht ongeschoren kaken en donkere ogen onder een volle bos aardebruin haar. Hoeveel vrouwen waren er al niet voor die looks door de knieën gegaan? Als herboren was hij de studio ingestapt. ‘Kom maar op!’

Focus! Maak een intelligente opmerking! Te laat. Alle ogen waren weer op Rijnders. Het gesprek ging over de vraag in welke persoonsvorm zij het liefste schreef. Hij zag zijn kans. Met een lach brak hij in: ‘In het verleden wist ik dat wel, maar tegenwoordig … In de roman waar ik nu aan werk, hanteer ik louter de onzijdige vorm. Mijn hoofdpersonage is een “het”. Zo weet ik zeker dat ik geen lhgtbqrstv’ers op de ziel trap.’ In het publiek had hij een paar lachers op zijn hand, Rijnders keek – uiteraard – lichtelijk verstoord. De presentatrice hapte gretig toe, ook al was het antwoord haar al bekend: ‘En hoe zie jij dat Marieke?’ Geroutineerd deed Rijnders haar verhaal; dat ze gevoelsmatig een “tussenmens” is – geen jongen, geen meisje – en dat zij in het Engels – ‘die onvolprezen taal met al haar nuances’ – regelmatig werd aangesproken met het genderneutrale “they”. Dan mocht ze wel de Booker International Prize hebben gewonnen, maar hier ging hij niet in mee. ‘Ridiculous! We are all human,’ riep hij uit. ‘Straks wil ieder mens zijn eigen – sorry: een eigen hokje. This madness has to stop.’ Hij kreeg zowaar plezier in de uitzending en naar zijn idee hield hij zich de laatste twintig minuten aardig staande. Aan het einde had hij zelfs die fles rode flutwijn met een Van Dis-waardig bedankje aangenomen: ‘Comment puis-je vous refuser quelque chose, mademoiselle?’

De reis naar huis was vlot verlopen. Geen files in de stad en vrij baan op de snelweg. Moe en voldaan nestelde hij zich in de bank. Glas goede wijn bij de hand, iPad en iPhone onder de vingers. @Brommeropzee was ontploft! In een paar uur tijd waren de tweets over elkaar heen gebuiteld. Vooral over Rijnders natuurlijk en over die lhgtb-kwestie. Zijn naam kwam enkele malen voorbij en hij was zelfs een keer getagged. Niet al die posts waren positief, maar alleen al het zien van zijn naam – in oplichtend, helderblauw – krulde zijn mond tot een brede glimlach; @WillemJ. Op Facebook was het zo goed als stil rond zijn persoon. Logisch, want zoveel “vrienden” had hij niet. Nog niet. Aha! Bij de Leesclub – zag hij nu – had iemand toch een berichtje aan hem gewijd: “Vanavond Brommer op Zee gekeken met Lucas Rijnders. Wat een prachtmens is dat toch. De andere gast was ene Willem. Irritante vent, maar de titel van zijn boek intrigeert: “Nooit meer waken”. Gejat van Hermans, maar toch”. Zelfs toen hij al lang onder de dekens lag, pakte Willem meermaals zijn telefoon om die stralende woorden te herlezen: “De titel van zijn boek intrigeert … Hermans”. W.F. Hermans! Een warm gevoel van triomf vulde zijn borstkas. ‘Yes! Ik kom er wel. Ik ben gewoon een laatbloeier. Vader zou trots op me zijn.’

Met een schreeuw en midden in een geluidswolk van krakend polyester en schurend staal vloog hij door de lucht. Zijn schouder schampte de stoeptegels, maar dankzij een aardige judorol kwam hij alleen met de schrik vrij. Twintig meter verder lag zijn witte e-bike in de kreukels. Geheel in gedachten verzonken, was hij met razende vaart door rood gereden. De auto die hem van links had geschampt was doorgereden en al bijna uit het zicht. ‘Mafkees, klootzak!’ Willem keek op zijn telefoon: kwart over zeven. Als hij zijn bike hier zou laten, op slot, en stevig zou doorstappen, dan kon hij het nog net halen. Hij kon ook niet gaan … Nee, voor je schrijfambities moest je knokken. Een half uur later kwam hij bezweet aan bij het verweerde jaren-zeventig buurthuis. De les was al begonnen en de cursisten zaten gebogen over hun schrijfblok. Stilletjes liep hij het lokaal binnen, als de dood dat hij voor de derde maal zou moeten opbiechten dat hij weer geen letter op papier had gekregen. In zijn hoofd had hij zijn Korte Verhaal al lang rond, op papier was hij niet verder gekomen dan een titel: “Gestrand bij Brommer op zee”.